Het lijkt zomaar een parkeerplaats aan de rand van een rustig bos in Overijssel. Dan klinkt in de verte een kreet en het gekletter van metaal op metaal. Achter de bomen wacht de fantasiewereld van Quon (spreek uit: Kuh-won), waar 250 mensen een weekend lang iemand anders worden. Dit is Live Action Role Playing (LARP), of in gewoon Nederlands: Levend Rollenspel. Maurice Krabbenberg maakte een verslag van een fantasievolle dag!
Op bezoek in Quon: Een halve dag in de wondere wereld van Levend Rollenspel
Het lijkt zomaar een parkeerplaats aan de rand van een rustig bos in Overijssel. Dan klinkt in de verte een kreet en het gekletter van metaal op metaal. Achter de bomen wacht de fantasiewereld van Quon (spreek uit: Kuh-won), waar 250 mensen een weekend lang iemand anders worden. Dit is Live Action Role Playing (LARP), of in gewoon Nederlands: Levend Rollenspel. Maurice Krabbendam maakte een verslag van een fantasievolle dag!
De veldslag
Een tamboer geeft met drumslagen het tempo aan. Op het veld dat ligt ingeklemd tussen de bosrand en een middeleeuws ogend tentendorp gaan tientallen kleurrijke figuren met elkaar de strijd aan. Er is veel boerenbevolking bij, maar vanuit mijn plek in een hoek van het veld zie ik ook trollen, elven, magiërs en zelfs een koning. Nog net op tijd kan ik opzij springen voor een bende ridder-zombies die zich vanuit de bosjes achter mij in het strijdgewoel mengt. “Voorwaarts, sluit hem in!”, wordt geroepen vanuit een groepje dat zich op de grootste van de zombies stort. Een druïde helpt een strompelende ridder het slagveld af. Hij is schijnbaar niet door het rondwarende zombie-virus aangetast. Een strijder met manshoge, dubbelzijdige bijl in de hand schreeuwt het uit. Hij is niet dood. Er is wel iemand op zijn voet gaan staan.
Dit is complete chaos. Of toch niet?
Hoe langer je naar het strijdgewoel kijkt, des te meer orde je erin ontdekt. Er wordt niet hard doorgeslagen en de wapens blijken van schuimrubber te zijn. Wie dood is staat doorgaans vrij snel weer op. Met het wapen ondersteboven in de hand, om aan te geven dat er deze ronde niet meer wordt meegedaan. Later legt mede-organisator Thom me uit dat het vechten gebeurt op basis van een heel stelsel aan regels. Iedereen heeft een aantal levenspunten, er zijn voorwaarden voor het herrijzen uit de dood. Zijn je levenspunten op, dan kun je alleen als een andere karakter verder. Wie niet mee wil vechten loopt met een geheven, open hand voorbij. Het doodgaan vergt ook een zekere discipline en eerlijkheid. Een kale man met blauw geschminkt gezicht vuurt tijdens het gevecht een spreuk af. Prompt vliegen vijf karakters in zijn directe omgeving door de lucht. Sommigen staan niet meer op.
Kort nadat de slag voorbij is valt mijn oog op een man met blauwe cape die nog steeds in het gras ligt. Hij reageert niet op woorden, zelfs niet op een zwaardtikje. “Kent iemand hem?”, wordt er bezorgd geopperd. Nieuwsgierige omstanders ontdekken een groen vlekje in zijn nek. Besmettingsgevaar. “Kan iemand hem verbranden?”, vraagt een vrouw die het beste kan worden beschreven als Roodkapje in het blauw, compleet met mandje. Net als de langdurig dode maar besluit weg te lopen, gebeurt waarop hij blijkbaar had gehoopt. “Ik kom je net ophalen!”, zegt een jongeman in Robin Hood-kostuum die komt aansnellen. De dode gaat weer liggen en laat zich wegslepen. Omstanders bieden aan te helpen, maar dat blijkt niet nodig. Het spel gaat door, ook als er niet gevochten wordt. Misschien dan juist wel het meest. Goede en slechte karakters blijven in gescheiden groepjes bij elkaar hangen, al staat er in de hoek van het veld staat wel een WC-huisje waar zowel zombies als elven gebruik van mogen maken.
Geen mobieltjes, wel afwas
Quon is op vrijdagavond begonnen en zal tot zondagmiddag duren. Het is nu zaterdag, een uur of twaalf in de middag. Voor de gelegenheid is een groot deel van een hoeve afgehuurd. Hierop is een complete fantasiewereld verrezen. In het dorp naast het slagveld en het bos daar direct omheen kamperen en leven deelnemers, voor twee dagen althans, ‘In Spel’. Eenieder die zich daar begeeft speelt zijn karakter, zelfs tijdens het slapen. Eetgelegenheden zijn gethematiseerd. Ieder voorwerp moet in deze wereld passen. Mobieltjes horen hier niet thuis, bierblikjes evenmin. Een goed gevulde hoorn daarentegen kan prima. Wat gedurende de dag opvalt: lang niet iedereen draagt een wapen. Er wordt ook eigenlijk niet zoveel gevochten. Een vrouw met knalroze haar leest naast haar tent een boek. Tijdens mijn wandelingen door Quon zie ik groepjes gelijkgeschminkten eten rond een kampvuur en kijk ik mee hoe primitief de afwas wordt gedaan. Er zijn mensen die oefenen met pijl en boog, weer anderen bouwen een heksenkring. Het beleven van een karakter bestaat blijkbaar uit veel meer dan alleen het nabootsen van veldslagen. Iedereen geeft er in Quon zijn eigen invulling aan.
Om mensen ook een kans te geven even tot rust te komen zijn er ‘Uit Spel’-gebieden, waar spelers weer zichzelf worden. Daar bevindt zich onder meer een figuranten-tent, waar ik de blauwe magiër van de krachtige spreuk tegen het lijf loop. Zijn naam is Stefan, 34 jaar en in het dagelijks leven werkt hij voor Defensie. Samen met de 30-jarige monteur Roy is hij vanuit Almere op Quon afgekomen. Naar sommige evenementen gaan ze als speler, hier zijn ze als figurant. Dat wil zeggen dat ze op gezette tijden het spel in worden gestuurd om het verhaal vooruit te helpen. Een figurant beleeft meer actie, maar stapt ook vaker even het spel uit. Terwijl verderop een elfenkoning met een vrijwilliger een aankomende scène doorneemt uit het zestig pagina’s tellende draaiboek, vertelt Roy. “Het ene moment ga je het spel in als ondode om lekker te vechten met de spelers, maar je bent ook ondersteunend in plots, om de verhaallijnen op gang te brengen.” Hij geeft aan dat LARP niet alleen om het spelen van een rol draait. “Het is 40% toneelspelen en 60% gezelligheid”.
Een LARP-evenement begint soms al ver van tevoren. Weekenden uit dezelfde verhaallijn – Quon loopt al sinds 2002 – staan ook niet geheel los van elkaar. Stefan: “Een karakter evolueert. Je verzamelt attributen waarvan je denkt dat ze goed bij een karakter passen. Die verzamel je via webshops, beurzen, evenementen. Ik hou tijdens het weekend een dagboekje bij. Wat heb ik gedaan, met wie heb ik gesproken en hoe ging dat? In de aanloop naar het volgende evenement pak ik die aantekeningen er weer bij.”
Met organisator Thom loop ik langs een rivier die bestaat uit geplastificeerde A4’tjes met daarop de tekst ‘Rivier’ en pijltjes die de stroomrichting aangeven. Deelnemers mogen hier niet zomaar doorheen lopen. Thom legt uit dat dit soort kunstmatige oplossingen zoveel mogelijk worden vermeden en benadrukt het belang van de ‘suspension of disbelief’. “Je hebt fantasie nodig om te geloven wat er om je heen gebeurt, ook al zijn sommige dingen niet realistisch. Maar hoe te meer je afgeleid wordt door dingen die niet in spel horen, des te lastiger het is om erin mee te gaan.” Met de fantasie zit het blijkbaar wel goed. Even verderop ligt een boer hulpeloos langs de rivieroever. Hij is per ongeluk in het water gevallen en meegesleurd door de stroming. Als ik later dezelfde plek alleen passeer, zie ik een elf op eenvoudige wijze over de kolkende rivier stappen om een oude bekende te begroeten. Ook deelnemers hebben soms blijkbaar de behoefte even de fantasie los te laten.
Het ritueel
Bij de organisatietent, die op handige wijze op een hoek van het tentendorp en het slagveld is geplaatst, is het een komen en gaan van deelnemers die om praktische redenen even de wereld van Quon inruilen voor enkele vierkante meters Uit Spel-gebied waar vragen gesteld kunnen worden gesteld aan de spelleiders. Een elegant geklede edelman van begin twintig komt om een goudstuk vragen. Na hem stapt een in dierenhuiden geklede elf onder de tentflap door. “Over tien minuten begint het ritueel en wie te laat is heeft pech”, kondigt hij kalmpjes aan. Daar blijkt geen woord aan gelogen. Een kwartier later heeft er zich op het veld een dubbele kring van zeker vijftig spelers verzameld. Gezamenlijk doel: het zombie-virus met behulp van de goden voor eens en voor altijd verdrijven.
Het ritueel verloopt met een duidelijke hiërarchie en structuur. Op aangeven van enkele boselven roepen deelnemers met kreten, gebeden en dans de hogere machten op waaraan hun karakter antwoordt. Terwijl de spirituele muziek – komend vanuit een achter een doek verborgen luidspreker – aanzwelt, vertrouwt organisator Heike me toe: “Ik moet dit ritueel beoordelen op de uitvoering, maar heb al besloten dat het niet gaat werken. We hebben een andere oplossing voor het virus geschreven.” Dat klinkt lulliger dan het is. Organisatie en deelnemers bepalen namelijk wel degelijk samen hoe het verhaal van een weekend verloopt. Thom: “Gisteren hebben ze een figurant die belangrijk was voor het plot neergeslagen, zijn geld gejat en hem in de rivier gegooid. Zijn verhaal kunnen we wel hergebruiken voor een volgende keer, maar voor nu kan het de prullenbak in en moeten we improviseren.”
Terug naar de ‘normale’ wereld
Thom wijst me erop dat er straks nog een tribunaal begint. Eerder op de dag heb ik hier al iets over opgevangen bij de figuranten-tent toen ik een tienermeisje in wit gewaad tegen een jongen van dezelfde leeftijd hoorde zeggen: “Als hij het vonnis uitspreekt, moet je zorgen dat ik niet echt onthoofd wordt”. Hoe interessant het tribunaal ook klinkt en hoe interessant mijn bezoek ook was, besluit ik toch dat het mooi is geweest. Deelnemers en organisatoren hebben zich de hele dag gastvrij en aardig getoond, maar ik kan bij mezelf toch niet helemaal het gevoel uitschakelen dat ik, als enige zonder ervaring met het spelen van fantasie-karakters, hier de vreemde eend in de bijt ben. Het is tijd om Quon te laten aan z’n echte bewoners.
Terwijl ik het tentendorp voor een laatste keer doorkruis denk ik terug aan het gesprek met Stefan en Roy, en hoe Stefan vertelde dat hij soms voor maf wordt versleten als hij in het leger over zijn hobby vertelt. Beide heren krijgen te maken met stereotypering, al is LARP volgens hen door films als die van Marvel, The Lord of the Rings en spellen als Assasin’s Creed wel veel meer mainstream geworden. Roy vergeleek het zelfs met amateurvoetbal: “Je komt met vrienden samen, kleedt je om, speelt een spel en gaat daarna samen bier drinken.” Ik passeer een bomenrij en ben weer terug in de ‘normale’ wereld, die ineens zo vreemd en kaal lijkt als ik de parkeerplaats oploop. Misschien toch nog maar eens terugkomen, maar als wie?
Maurice Krabbendam – Website